370 years of astronomy in Utrecht : proceedings of a conference held at Hotel Leeuwenhorst, Noordwijkerhout, the Netherlands, 2-5 April 2012 / edited by Giovanna Pugliese, Alex de Koter, Marion Wijburg.
De twintigste eeuw was een periode van revolutionaire ontwikkelingen in de astronomie en meteorologie. Ook Nederlanders hebben poinierswerk verricht bij het onderzoek van weer en klimaat, van Zon en kometen, de vorming en evolutie van sterren, het ijle gas in de insterstellaire ruimte, de structuur van de Melkweg en van andere sterrenstelsels en van het ontstaan van het heelal. Ook hebben zij een hoofdrol gespeeld bij de ontwikkeling van nieuwe instrumenten die dit grensverleggende onderzoek mogelijk maakten.
Jarenlang was Sterrenkunde een paradepaardje van de universiteit. Op 5 april 2012, precies 370 jaar na het besluit de Smeetoren geschikt te maken voor astronomische studieën, valt in het Academiegebouw definitief het doek voor dit onderzoek in Utrecht. Alfevering 1: een terugblik. In afleveringl 2 kijken we naar de oorzaak van het afstoten en wat er overblijft
De natuurwetenschappen vormen een eenheid, vond de Utrechtse hoogleraar Gerrit-Jan Mulder (1802-1880): ‘Niet ééne wetenschap, maar alle moeten beoefend, gelijkelijk beoefend, zal de uitkomst gelukkig zijn.’ Tegen deze achtergrond creëerde de wetgever in 1815 aan de Nederlandse universiteiten een afzonderlijke faculteit Wis- en Natuurkundige Wetenschappen. In de tweehonderd jaar daarna verpulverde Mulders idee van eenheid. Onder aanvoering van nieuwe generaties hoogleraren maakten de verschillende natuur- en levenswetenschappelijke disciplines een periode van verzelfstandiging door waarbij de nadruk op hun onderlinge verscheidenheid lag. Maar met de komst van een ongedeelde bètafaculteit aan de Universiteit Utrecht enkele jaren geleden lijkt de aloude eenheid weer hersteld. In dit boek beschrijft Patricia Faasse hoe de Utrechtse bètafaculteit in de afgelopen twee eeuwen gestalte heeft gekregen. Centraal staat vooral de vraag óf, en zo ja hoe de natuurwetenschappelijke disciplines erin zijn geslaagd een typisch eigen en herkenbaar profiel te ontwikkelen
Bulletin of the astronomical institutes of the Netherlands, jg. 5 (1930), p. 175-177; jg. 6 (1931/32), p. 119-121, 213-214; jg. 7 (1933/36), p. 81-82, 237, 335-336